Geschiedenis

Getekende afbeelding Liber AmicorumMoeder Mastentop heeft sinds haar ontstaan in 1887 een zeer rijke geschiedenis opgebouwd. De club heeft naast prachtige momenten ook woelige en moeilijke periodes meegemaakt, maar altijd bleef de club in het hart van elke Mastentopper voortbestaan.

Enkele slimme zielen hebben doorheen de jaren goed nota gemaakt van de fantastische avonturen van de Mastentop, zodat we op de dag van vandaag nog steeds kunnen genieten van de zotte toeren van onze voorgangers.

Naar aanleiding van het honderdjarig bestaan heeft hebben enkele Mastentoppers een Liber Amicorum samengesteld, waarin alle verhalen gebundeld werden. Naar aanleiding van het 125-jarig bestaan is dit boek aangevuld met de verhalen uit de 25 jaar die op het twintigste lustrum volgden.

Hieronder vindt u enkele passages uit dit Liber Amicorum, geschreven en beleefd door Mastentoppers van toen en nu.

Moge onze rijke geschiedenis verder aangevuld worden door de avonturen van de nieuwe lichting Mastentoppers!

Ut vivat, crescat et floreat Moeder Mastentop!

Stichting / historiek

Adelfons hendrickxPieter Jan Adelfons Henderickx (Antwerpen, 7 september 1867 – 24 juni 1949) liet zich in Leuven als jonge student rechten opmerken door zijn strijd voor het Vlaams. Hij was secretaris van Met Tijd en Vlijt, richtte het pionierskrantje Le Flamingant op en publiceerde het eerste nummer van het Vlaamse studentenblad Ons Leven. Adelfons Henderickx wordt later advocaat en Antwerps volksvertegenwoordiger en zijn hele leven staat in het teken van de Vlaamse ontvoogding.

Wij kennen deze Vlaamse voorvechter het best als de stichter van Moeder Mastentop. Adelfons Henderickx en enkele vrienden zorgden in 1887 voor een heropstanding van de Kempense studentenclub Mastentop. De Mastentop (de Kempense naam voor pijnappel) was een oude vereniging van Kempense studenten.

De Mastentop groepeerde de mannelijke studenten uit de Antwerpse Kempen. Aanvankelijk waren hun kleuren wit-roze-groen met roze als hoofdkleur (de hoofdkleur is de kleur van het bovenvlak van het clubpetje). Naderhand werd dat wit- paars-groen met groen als hoofdkleur. Opgelet: in het praeseslint wordt traditiegetrouw de volgorde groen-paars-wit gebruikt.

Zoals gezegd was Mastentop een zeer oude vereniging van Kempische studenten uit de provincie Antwerpen, waarvan het oorspronkelijke stichtingsjaar niet meer te achterhalen is. Er bestaan geen documenten meer over wanneer deze club voor het eerst is samengekomen en wie de naam is beginnen gebruiken.

De vereniging was in verval geraakt tot Adelfons Henderickx en Jan Meeus in het academiejaar 1887-1888 de club reanimeerden. De club vergaderde in café Hertog Jan aan de Tiensestraat, waar ze zich voorstelden als ‘Ridders van de Mastentop.’ Nieuwe leden werden met een ridderslag in de club opgenomen, maar moesten eerst hun vriendschap aan de leden en trouw aan de Vlaamse zaak bewijzen.

een gezamelijke foto van de veertien clubleden in de zomer van het jaar 1888, zit Adelfons Henderickx (tweede van rechts, eerste van rechts is voorzitter Jules Van Elst) de benen gekruist, de pijp in de rechterhand en de studentenpet op zijn hoofd.

boek 1

Op de stichtingsfoto steekt op de achterste rij een besnorde, hoge hoed dragende commilito een wit bord in de hoogte, maar het is onmogelijk uit te maken wat erop staat of wat daar de betekenis van is. Het clublint met de kleuren wit, purper en groen, alsook het clubpetje zijn nog nergens te zien. Ook de praeses, voorzitter Jules Van Elst, draagt geen lint.

Op een tweede, oude foto is wel iets duidelijker te zien dat het om leden van Mastentop gaat. De vergeelde foto dateert uit 1891, drie jaar na de stichting, en je ziet dat de vereniging is aangegroeid tot twintig clubleden.

De foto komt uit het archief van dokter Ari Feijen, oud-mastentopper, en deze herkent zijn grootvader langs moederskant, dokter Frans Meeus, psychiater, in de zittende rij de vijfde van links en diens broer, dokter Jan Meeus, huisarts in Rijkevorsel, in de staande rij de tweede van rechts.

Op de foto staat centraal achter de praeses een houten staander met een beschilderd paneel met daarop een Vlaamse leeuw het jaartal 1887 en de cirkelvormige letters ‘Maatschappij De Mastentop.’ Het schild daarboven is helaas, zelfs niet met een vergrootglas, te ontcijferen.

boek 2

De student van toen deed veel gezamenlijk. Ze waren wat ouder omdat ze op latere leeftijd de humaniora begonnen. Typisch voor die tijd was dat de Leuvense student een intellectueel snorretje of kneveltje droeg. Er waren er ook veel minder dan nu: zo’n 1.800 tot 1.900, het merendeel uit gegoede families. De studenten bleven vrijwel het hele jaar in Leuven, de vakantiedagen uitgezonderd.

Voor maanden van hun familie verwijderd, waren ze vooral op elkaar aangewezen. Daardoor groeiden en bloeiden allerlei kleine en grotere studentenkringen. Zoals bij veel andere clubs gingen de leden ̒s middags samen eten. Voor de Mastentoppen gebeurde dat in De Omnibus, een huis in de Brusselsestraat, bij oud-beenhouwer Pier.

Café Hertog Jan

De studenten zochten elkaar ̒s avonds op in bepaalde cafés, die vrij huiselijk waren ingericht. Je voelde je er meteen thuis en het was er gezellig, ̒s avonds in de winter, na ̒t souper, als de grote kachel brandde en een breed gasbekken voor een weifelend geel licht zorgde. Er werd gepraat, gekaart, gerookt en een glaasje gedronken, geen Stella Artois wel een Meerbeek aan tien centiemen de pint.

Ieder zocht zo zijn eigen lievelingscafé uit. In Hertog Jan zaten de Mastentoppen, ongeveer een twintigtal, aan de straatkant achter het grote glasraam, zo de hele linkerkant tot aan de toog. Een groep Waaslanders nam altijd plaats aan de rechterkant, en een kransje toekomstige geneesheren, allemaal uit het Brusselse, zat in de diepte van het café.

De waardin van Hertog Jan was de weduwe van een Brabantse dokter, vandaar dat het café meestal bij de Weef werd genoemd. Ze was een grootmoedige vrouw, die haar kinderen een goede opvoeding gaf en die haar café met een moederlijk, maar sterk gezag wist te leiden. De twee oudste kinderen hielpen hun moeder met de bediening in het café.

De avonden in het café werden opgevrolijkt door allerlei soorten bezoekers zoals Matante, een oude harpspeelster, of Pol met zijn achtkantige accordeon. Het oude besje Mieke kwam neukkes en are (nootjes en eieren) verkopen of een geroosterde aardappel met één sprotje voor vaaf centiemen, menier.

Voorts waren er reizende zangers, een dichter zoals de bard van Eeklo die met een grote hoed en in een versleten zwarte slipfrak onnozelheden kwam voordragen. Na negen uur was er wat verandering in de gesprekken door de terugkomst van kameraden die een of andere studieavond hadden bijgewoond. Die vertelden wat er allemaal was besproken en zo onstonden nieuwe discussies.

Zaterdagnamiddag was het grote moment voor ontspanning en jolijt. Dan was iedereen vrij en ook aan de universiteit was alles gesloten. Dan werd er in de cafés gezongen en gedronken. Op zondag ging iedereen naar de elfurenmis in de Sint-Pieterskerk en daarna maakte men een wandeling in de schone omgeving rond Leuven, zoals een aangename uitstap naar de Zoete Waters.

De Mastentoppen deden zich jaarlijks éénmaal te goed aan een reusachtig Varkensfeest met een heuse Varkenscommissie, waarbij ze met een pas gekocht varkentje door de stad paradeerden om het dan ’s avonds op een andere manier te leren kennen.

Varkensfeest

‘Het is er weer gezellig aan toegegaan. Varkenscarbonade, varkenspooten, varkensooren, ham, spek, beulingen… Pier, de restauratiehouder waar het maalplaats had, is er in geslaagd alles te halen wat er te halen was uit het varken, dat de Varkenscommissie ’s morgens op de markt gekocht en diep ontroerd heeft meegebracht. Hij had werkelijk gezorgd voor een nourriture saine, variée et abondante, gelijk de pensionaatsprospectussen de ouders voor hun kinderen voorspiegelen. De ridders hadden er zich weer aan te goed gedaan. Alles was opgegeten, opgeknabbeld, opgepeuzeld… Er bleef niets van heel het varken over. Nihil nisi bene, niets dan de beentjes…’, schreef Adelfons Henderickx in Ons Leven.

De Kempische Gilde

In het vorige Mastentopboek ter ere van het honderdjarig bestaan, lezen we op bladzijde 48: ‘Hebben de Mastentoppers zich op het Varkensfeest van 1898 dood gegeten of gedronken of wat is er gebeurd? Van 1898 tot 1923 vinden we geen enkele aanwijzing meer over het bestaan van Mastentop. Werd de Mastentop door de academische overheid of door een andere instantie verboden?’

Toch kan het studentenleven niet echt zijn stilgevallen. Wellicht waren er pogingen om opnieuw te starten en in 1904 komt er inderdaad een tussenoplossing met de stichting en de werking van de ‘Kempische Gilde.’

Vanaf 1898 lijkt het alsof er geen sprake meer is van de Mastentop. Net in die periode, meer bepaald in 1904, wordt de Kempische Gilde opgericht, zij het wel met duidelijk anders georiënteerde activiteiten. De feesten moeten wijken voor ernstiger cultureel werk. De Eerste Wereldoorlog zal overigens ook de werking van de Kempische Gilde onderbreken. In 1918 wordt door Jozef Stryckers op informele wijze opnieuw gestart met de Mastentop.

Dat de Kempische Gilde groeit en bloeit, blijkt ook uit een foto uit 1920 met een grote groep studenten. We herkennen enkele clubleden: op de tweede rij tweede van links apotheker Gils van Turnhout, derde van links Stefens, vierde van rechts germanist Juul Grietens. Op de achterste rij zien we in het midden dokter Constant Janssen, de vader van dokter Paul Janssen.

boek 3

Het is echter wachten tot 15 december 1923 voor opnieuw officieel ‘De Mastentop’ wordt gesticht, nu door Paul Cassiers, met standregelen die door de academische overheid moesten worden goedgekeurd. De vereniging bloeide en kende een dertigtal leden.

In de jaren twintig was de Mastentop de club voor studenten uit een groot gebied van de provincie Antwerpen: de Polders en de uitgebreide Kempen. De leden van Mastentop kwamen uit de colleges van Hoogstraten, Turnhout, Herentals en Lier en zelfs uit het klein seminarie van Mechelen.

In 1929 viert de Kempische Gilde haar vijfde lustrum. Documenten van die festiviteiten laten vermoeden dat in de periode 1898-1923 beide clubs naast elkaar hebben bestaan tot hun samensmelting in 1930. Daarna is er enkel nog sprake van de Mastentop. De benaming Kempische Gilde wordt af en toe nog als synoniem van de Mastentop gebruikt en verdwijnt na 1948 voorgoed uit de archieven.

Op een foto uit 1937 van Mastentop (het vijftigjarige bestaan, tiende lustrum, met oud-leden) zie je de praeses met lint en de leden met clubpetjes. Op een bordje staat ‘Kempische Gilde 1904’ en duikt voor het eerst een nieuw clubsymbool op: een grote eiken mastentop met daarop een miniatuurschild. Dit nieuwe symbool van de Mastentop werd in 1937 geschonken door Jan Van Mierlo.

Helaas. Dit mooi eiken kunstwerk is rond de jaren 1960 in de nevelen der tijd verdwenen. Een opsporingsactie in de media, georganiseerd door Jef Verhaeren, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van Mastentop brengt uitsluitsel: de echtgenote van een oud-mastentopper heeft de op haar zolder bewaarde eiken top als brandhout opgestookt…

De foto met deze historische, eerste houten mastentop wordt in 1998-1999 door senior Ruben Cools gebruikt als uitnodiging voor het Galabal in zaal Koningsbos in Kasterlee op 6 februari 1999. Mastentop is dan reeds flink uitgedund. Naast praeses Ruben Cools, is Toon Luyten schachtentemmer, quastor is Jan Coppens, ab actis Kristof Aerts en de commilitones zijn Nick Joos, Tom Pijls en Sven Bols. Gelukkig bezoeken de pro-senioren Tom Coppens, Steven Meuldermans, Jan De Roeck, Jurgen Vandervelden en Ives Claes nog regelmatig de Leuvense clubactiviteiten.

boek 4

Deze foto uit 1937 laat ook een cirkelvormig gebladertand bord zien, met aan één zijde het jaartal 1887 en drie mastentoppen. Aan de andere kant zie je het jaartal 1897 en de Vlaamse Leeuw. Vermoedelijk is dit het bord ter herdenking van het tienjarige bestaan van de club. Er zijn clublintjes en petjes en de leden van het bestuur dragen rond de hals een ketting met daaraan een driehoekige plaat met de afbeelding van een mastentop.

Ook op een lidkaart van de club uit 1937-1938 zien we voor het eerst een duidelijke afbeelding van het schild van de Kempische Gilde met het ‘vivat, crescat, floreat’- monogram (de zirkel). Op de bovenkant een mastentop met takken en links van het monogram een heideplant. Heel bijzonder in die tijd was dat Mastentop met Josée Van Noten een vrouwelijk lid had.

Op de clubfoto van 1935-1936 zie je Jan Van Roey, Albert Van Elst, Fr. Vercammen, Isidoor De Vel, Sus Janssens, Paul Emsens, Jan Peeters, Louis Verhaert, Albert De Peuter, Miel Longré, Bert Cornelis, Bert Verreydt, A. Van den Bosch, Louis Seliaerts, Bert Vercammen, Jan Goossens, Jules Raus, Josée Van Noten, Clem Van den Bosch (praeses), M. Van Waes, Van Beirs, Rik Cappuyns, Wies Van den Bussche, Suske Kennes, A. Guldentops, A. Busselen, T. Tahon, J. Huyskens,S. Verfaille, J. Smets, A. Bijvoet, Stan Van Tichelen, M. Langbeen.

boek 5

De club had ook twee stempels: de eerste vermeldt ‘Kempische Gilde – Mastentop Loven’ en de andere slechts ‘Kempische Gilde Loven.’ Op de grote eiken mastentop is een nieuw schild zichtbaar. Bovenaan staat het jaar van de stichting: 1887. Daaronder KG (voor Kempische Gilde) en onderaan ‘De Mastentop.’ Links- en rechtsboven respectievelijk de pijp, de pint en de Vlaamse Leeuw. Daaronder drie vakken met een heideplant, het Vlaamse-meisjes-minnend hart en het VCF-monogram ‘vivat, crescat, floreat.`

Een nieuw schild en eiken top

In 1964 wordt onder impuls van Eddy Druyts, geheel volgens de voorschriften van de codex, een nieuw schild ontworpen. Bovenaan staat ‘Mastentop’, daaronder links een mastentop en rechts van het monogram ‘vivat, crescat, floreat’ op een achtergrond van de clubkleuren wit, purper en groen.

Bij het begin van de jaren zestig zorgde een groot aantal zwanezangen voor een plotse daling van het ledenaantal. Er volgden enkele overgangsjaren maar de Mastentop gaf zich zeker niet gewonnen. Er werd veel nieuw bloed gevonden bij jonge mannen uit de grote omgeving van Turnhout en Herentals.

Toen het clubcafé de Cristal, bij den Albert verdween verhuisde de club naar de splinternieuwe Ambiorix op de Oude Markt met Herentalsenaar en oud-mastentopper Jos Rastelli als uitbater. Toen Jos na één jaar uit den Ambiorix wegging verhuisde de club naar de Mater, ook op de Oude Markt, dat al sinds lang het stamcafé was van de Turnhoutse studenten. De uitbaatster ‘Mami’ was jarenlang een schitterende moeder voor de toenmalige Mastentoppers.

Mastentop had dus zijn eigen ‘Marraine.’ De steunpilaar was toen Eddy Druyts, eerst achter de schermen, daarna twee jaar als praeses en tenslotte ook nog als senior seniorum. De club kende met figuren als Jos Van Herck, Gib Van Oproy, Seppe Peeters, Jef Verhaeren en Staf Carens een zoveelste bloeiperiode. Vooral het 16de lustrumjaar (80 jaar Mastentop in 1966-1967) met Gib Van Oproy als praeses was grandioos.

De originele eiken mastentop, met miniatuurschild, ging verloren, maar dokter Arnold De Vel (v. ̒t Mazoutje) schenkt in 1967 voor het tachtigjarig bestaan van Mastentop een nieuwe houten mastentop aan de studentenclub. De zware houten top moet door de schachten overal naar toe worden gesleurd.

Opnieuw een Kempische Gilde

Mastentop bleef leven, bloeien en groeien tot in 1976. Op het einde van dat jaar verdwijnt jammer genoeg Moeder Mastentop opnieuw voor een tijdje uit het Leuvens studentenleven. Toch was er nog een handvol dapperen die verder wilde doen, maar het bleef helaas bij één vergadering in café De Bierkelder in oktober 1976.

Gelukkig was daar een beproefd alternatief: net zoals in 1904 werd in 1978 opnieuw een ‘Kempische Gilde’ opgericht. Senior Seniorum 1981-1982 Wim Truyens (v. Klein Berreke) herinnert zich het volgende over die tijd: eind jaren zeventig vorige eeuw was er een kortstondige heropflakkering van de Kempische Gilde. Na de teloorgang van de Mastentop waren tal van Kempische studenten uitgezwermd over verschillende clubs in Leuven, waaronder de Lange Wapper, de Reuzegom, Omnia en de Geelse.

Van 1977 tot 1981 bood de Antwerpse Gilde binnen het Seniorenkonvent uitstekend weerwerk aan de dominante Limburgse en Westvlaamse Gildes en slaagden ze er zelfs in om vier keer de Prins Karnaval af te leveren van het SK. Het was telkens een lid van de Geelse…

Er was een geweldige sfeer en zeker de Kempenaars koekten samen. In het weekend gingen we allemaal naar huis en dan begonnen we opnieuw want er waren ook een aantal thuisclubs actief in de regio: de Vejelse (Veerle), de Meretse (Meerhout), de Looise (Tessenderlo), de Molse (Mol), Moeder Nijle (Nijlen) en De Dolfijnen (Lier).

Naar analogie met de goede verstandhouding binnen de Antwerpse Gilde rijpte het idee om voor de thuisclubs ook een Kempische Gilde op te richten. En zo gebeurde: op een avond in de Bierhalle op de Oude Markt, een toenmalig ‘überclub’ café, waar de halveliter bierpotten achter de toog mooi in rijen naast elkaar hingen, viel mij een prachtexemplaar op. Een pul van het 14de lustrum van de Mastentop 1887-1957. Deze werd snel scheef geslagen en buiten gesmokkeld onder de wijde overjas van Swa Van Gehuchte (toenmalig senior Antwerpse Gilde, ex-Prins Karnaval, ex-senior van de Vejelse en de Geelse).

Als stichtingssymbool stond deze ‘heilige graal’ centraal op de eerste cantus die plaatsvond in het lokaal Prins Kardinaal aan het Kluizeplein te Lier, een late kerstavond in 1978, op uitnodiging van De Dolfijnen. Het pas opgerichte Moeder Nijle was talrijk vertegenwoordigd en de corona werd vervolledigd door kleine afvaardigingen van de Vejelse, Meretse, Looise en Molse. In feite waren dit allemaal doordeweekse commilitones van de Geelse die hun lief hadden meegebracht. Om de waarheid nog wat geweld aan te doen, had men de Kempen nog wat meer zuidwaarts uitgebreid en waren ook clubs uit Onze-Lieve-Vrouw Waver (Moeder Athena) en Putte (Moeder Welle) uitgenodigd.

De seniorverkiezing werd snel een tweestrijd tussen De Dolfijnen (Jan Hermans, later schepen in Lier) en Moeder Nijle (kandidaat Marc Heylen). Marc Heylen haalde het na een spannende strijd en Jan Hermans werd zijn vice. Het praeseslint, gemodelleerd naar de Gildes binnen het SK, bestond uit 2 kleuren, rood en groen en het schild nam het monogram over van de Mastentop, dus met de ‘k’. Als symbool ernaast werd een mastentop gekozen. Je ziet dit in de praeseslinten van Marc Heylen en diens opvolgers.

Dat jaar werd nog een Prins Karnavalverkiezing gehouden, die met verve door Dolfijn Guy Van Looy (v. Duikbril) werd gewonnen. Elke club bezocht plichtsbewust ook elkaars weekend TD’s en galabals. Zo waren alle quastores zeer content en vonden nog op het schap zittende porren een aantrekkelijke partij. En misschien was dit wel de belangrijkste bestaansreden van de toenmalige Kempische Gilde.

In 1979-1980 stuwde Dolfijnenpraeses Wouter Torfs ondergetekende naar de erefunctie van senior Kempische Gilde. Kris Tielens van de Meretse (maar ook praeses van de Geelse) werd vice. Zelfde scenario als voorheen: elkaars TD’s afschuimen en porren jagen. De Prins Karnavalverkiezing was er één om nooit te vergeten. Moeder Nijle had een fraaie freule met ideale maten (wier naam we verzwijgen, kwestie van haar nageslacht te vrijwaren) gepresenteerd. Van de weeromstuit toog de Dolfijnenkandidaat snel over en weer naar huis om bij zijn zusters de nodige attributen uit de kast te halen en zich om te vormen in travestiet. Met verve werd deze jongeling, alias Dressa I, Prins(es) Karnaval na een denderende finale ‘paaldansen avant la lettre.’

De zwanezang kwam er spijtig genoeg al in 1980-1981. De laatste praeses was Dirk Doms van De Dolfijnen, en huidig Nijlens burgemeester Paul Verbeeck werd zijn vice, maar toen waren er nog maar twee clubs meer. Alle andere lagen op hun gat… Sic transit gloria mundi.

Een heropstanding: nieuw bloed voor Mastentop

Enkele weken voor de paasvakantie van 1984 werd de Mastentop heropgericht, met Jo Leysen als praeses.

Jo Leysen heeft zijn praeseslint wel degelijk moeten verdienen. Er werd immers dat eerste jaar al meteen een verkiezingscantus georganiseerd, en naar aloude traditie was het voor een kandidaat-praeses alle hens aan dek om verkozen te geraken. De corona verwachtte zich immers aan allerhande ‘stunten’, gratis pinten en vaak ook snacks zoals broodjes, frieten of pizza’s.

Voor die eerste kiescantus in 1984 waren er drie kandidaten: Jo Leysen, Marc Krick en Gert Huysmans. Marc Krick (v. Dandy) scoorde bijzonder goed met zijn eigen ‘Dandy Cuvée’, flesjes Duvel met een eigen etiket. Marc was destijds de ontwerper van de mooie Mastentop-affiches en tekeningen. Jo Leysen probeerde in de gunst te komen van het al maar zattere publiek door ‘eigen’ sigaren uit te delen.

De speech van Jo gaf de doorslag en na zijn overwinning werden de sigaren collectief opgepaft en al snel was de rook in het vuile kelderke van de café ‘t Kraakske niet meer te harden. Gelukkig werden twee artefacten nog gered uit die ‘brand’ en ze werden op het Zomerfeest 2012 van Mastentop op de Miramar aan het publiek getoond. Echte collectiestukken die thuishoren in een museum!

boek 7

Nog een bijzonder weetje: een jaartje later, in 1985, wordt in Gent eveneens een studentenclub Mastentop opgericht. Het gaat om een gemengde, dus ook voor vrouwen, regionale studentenclub voor de Antwerpse Kempen. De Gentse club is echter geen lang leven beschoren.

In Leuven daarentegen gaat alles goed. Het midden van de jaren tachtig was een vruchtbare tijd want de Mastentop groeide en bloeide opnieuw zoals vanouds. Onder Guy Pas werd in 1987 het honderdjarig bestaan van de club uitgebreid gevierd.

Om deze gebeurtenis waardig te kunnen vieren, wordt onder zijn leiding een vlag ontworpen. Deze vlag is zichtbaar op de groepsfoto die genomen is op de trappen van het Turnhoutse stadhuis, ter ere van het honderdjarig bestaan. Op de vlag staan de geborduurde Turnhoutse Sint-Pieterskerk en het stadhuis, toenmalig clubcafé ’t Kraakske, het oude en nieuwe schild, alsook Fonske, de eeuwige student.

De volgende jaren schommelde het ledenaantal rond de vijftien commilitones, met een topjaar onder praeses Filip Keppens (v. Keppie) in 1993-1994 met een twintigtal clubleden: Filip Keppens, Tom Coppens, de pro-senioren Ives Claes – Gunther Geerts – Jean-Charles Verwaest – Guy Geens, en de commilitones Jurgen Vandervelden, Steven Meuldermans, Bart Dijkmans, Frank Eysermans, Luc Wittebolle, Stefan Van Geyt, Kristof Van Loon, Dieter Baelden en Co Vermeulen en de vijf schachten: Jan De Roeck, Bart Van Gompel, Frank Nooyens, Nick Joos, Nick Sap en David Van Loon.

Helaas, panta rei (alles is in beweging), zo wisten reeds de Oude Grieken. In 2001 doofde de Leuvense clubwerking van Mastentop opnieuw uit. De Seniorenclub Mastentop daarentegen is actiever dan ooit en hoopt op gemotiveerde Kempense studenten die in Leuven de rijke vriendschapstraditie willen verderzetten.

boek 6

Een nieuw begin

In het schooljaar 2012-2013 doet de Seniorenclub naar aanleiding van het 125-jarig bestaan van Moeder Mastentop een warme oproep aan de Kempische studenten om de studentenclub terug op te richten. Deze oproep komt aan bij Bert Hendrickx, leraar geschiedenis aan het Sint-Victorcollege. Op een oud-ledenavond voor leerlingen van het college in Leuven legt hij het idee van de heroprichting voor aan enkele studenten, die bij hem in de klas gezeten hadden. Zij zijn zeer enthousiast en de eerste stap naar de heroprichting wordt gezet. In het tweede semester wordt er een kiescantus georganiseerd, waar alle functies door de Senioren onder de kersverse Mastentoppers verdeeld worden.

In schooljaar 2013-2014 gaat Moeder Mastentop terug van start. Er wordt een schachtenwerving georganiseerd in de eerste week, waar bijna 20 kandidaat-schachten op af komen. Zij worden meteen op de rooster gelegd om hun wilskracht te laten zien. Een toetreding tot het SK vindt het huidige praesidium nog te prematuur. Ze willen eerst de eigen werking op orde stellen voor er nog andere verplichtingen bijkomen. De weken vorderen en vriendschapsbanden worden alsmaar hechter. Uiteindelijk worden 15 schachten gedoopt en ontgroend. En ze amuseren zich, getuige één van de eerste foto’s sinds de heroprichting, getrokken tijdens het kijken naar een belangrijke voetbalmatch van de Rode Duivels:

Groepsfoto voetbal

Waar Moeder Mastentop wel terug bijgaat dat jaar is de Kempische Gilde die op dat moment enkel bestaat uit Moeder Heidebloem en Moeder Mijnlamp. In het tweede semester wordt een Kempus (cantus van de KG)  georganiseerd. Paus, schachtentemmer van de Mastentop laat zijn zuipkunsten zien en wordt tot schachtentemmer van de Kempische Gilde verkozen.

Op het einde van het jaar vindt de kiescantus plaats en wordt de eerste gedoopte senior sinds de heroprichting verkozen. Dit wordt Matthias Heyns v. Baby. Samen met Jan Van Fraeyenhoven v. Samba (vice-senior), Mathias Wouters v. Suicide (quaestor), Jochem Hendrickx v. Ghandi (Cantor), Daan Verbeek v. Astrant (scriptor), Dieter Van Dijck v. Kluss (zedenmeester), Nicolas Remeysen v. Debad (schachtenmeester) en Willem Jan Otten v. Blote (sportführer).

In schooljaar 2014-2015 is het dan tijd voor een toetreding tot het SK en tot de Antwerpse Gilde. De interne werking staat op orde en er kan weer gedacht worden aan banden smeden met andere clubs.

Het is ook tijd voor een officiële clubfoto. Spijtig genoeg missen hier nog altijd 5 commilitones die wegens verplichtingen en Erasmus er niet bij konden zijn. Hopelijk krijgen we de club in het tweede semester wel volledig op de foto!

Groepsfoto Moeder Mastentop eerste semester 2014-2015